Een cyclus van drie gedichten Muziek: Ludovico Einaudi Le Onde: La Linea Scura 4.53
die zondagochtend is de tuin omringd
door Friese roodbontkoppen zonder veld
een gouden zon stijgt boven hen uit
het pad met hoefijzersporen verzwindt
de kou leidt mij verkleumd terug naar huis
weerspiegeld tussen het blauwe raamkozijn
verschijnt onze schimmel wit in de mist
zijn oren staan naar achteren gekeerd
ik draai me om, zijn hoofd wendt hij af
met opgeheven staart stampt hij en briest
ik pak mijn fiets en voor mij draaft hij uit
waar is zijn berijder, ik zoek mijn lief
mijn voeten duwen, stoten de trappers tot
het paard stopt bij het neergeslagen riet

en mijn schip dat vele stormen heeft doorstaan
wordt als door een bliksemschicht geraakt
donkere wolken drijven af en aan
voor ik op drijfzand spiernaakt ontwaak
in paniek sla ik zand en slib van ’t lijf
ik tuimel, keer op mijn rug, in stroomlijn
drijf ik met kalme slagen
naar vaste grond onder de voeten
maanverlichte sterrenhemel
stemmen zwellen aan vanaf de overkant
niemand kan mij iets vertellen
de nacht is helder, vervreemd het land
een aanlandige wind heeft mijn lichaam
verweesd in de zeevlam van de zomerdag
het zielsverlaten strand opgestuwd
als ik mij moeizaam opricht verschijnt ons
paard maar verdwijnt achter de duinen waar de
stad en het land in de windstilte liggen
alles is blijven bestaan na jou
al ligt de tuin met verdord blad bezaaid
lusten zelfs de vogels het brood niet meer
de haan kraait in het vroege ochtendlicht
ons huis verwacht jou als de avond valt
als vlammen de rook ontstijgen